De verdwijning van Majorana

Home / De verdwijning van Majorana

Paul van der Vet

Op 11 juli 2022 vertrok de jonge Adriano Pacifico op de fiets vanuit zijn woonplaats Bastiglia, in de provincie Modena. De bedoeling was een pelgrimstocht naar Santiago de Compostela. Daarna hoorde zijn familie niets meer van hem, totdat hij vijftien dagen later in Ventimiglia gevonden werd door de spoorwegpolitie. Adriano is herenigd met zijn familie. Hij was een van de ongeveer 1300 mensen die per jaar verdwijnen in Italië. Ruwweg een kwart wordt teruggevonden. De Italiaanse uitgave van de Huffington Post, waaraan ik dit bericht ontleen, weet verder te melden dat zeven op de tien van deze mensen opzettelijk verdwijnen. Als je er op gaat letten merk je steeds verdwijningen op. Terwijl ik dit schrijf (november 2022): een jonge vrouw van 20 verdwenen aan boord van de veerboot van Genua naar Palermo, en een man van 22 uit Trapani waarvan al een week niets meer is vernomen.

Hoewel er dus in Italië alleen al zo’n drie tot vier mensen per dag verdwijnen, halen de meeste verdwijningen de pers niet. De verdwijning van Adriano kwam pas in het nieuws toen hij gevonden werd door de spoorwegpolitie. De verdwijning van de geniale natuurkundige Ettore Majorana in 1938 daarentegen heeft voor grote opschudding gezorgd. Wie met de auto of de trein van Palermo in de richting van Messina is gereisd kent de naam: hij staat prominent op een zijmuur van de elektriciteitscentrale in Termini Imerese. Ook is zijn naam verbonden met het Majorana-deeltje (voor de kenners: een fermion dat zijn eigen anti-deeltje is). Een groep onderzoekers van de TU Delft claimde het deeltje gevonden te hebben maar moest later alle publicaties over dit onderwerp terugtrekken omdat ze de uitkomsten van hun experimenten iets te enthousiast hadden geïnterpreteerd.

Ettore Majorana zou op 25 maart 1938 van Palermo terug naar Napels reizen, waar hij hoogleraar was. Hij had weliswaar een kaartje gekocht maar kwam nooit aan, of, preciezer, zijn aankomst is niet gezien en het is zelfs niet bekend of hij wel aan boord is gegaan. Daarna is er niets meer van hem vernomen. De consternatie was groot. Het drietal Fermi, Segrè en Majorana was de trots van de Italiaanse natuurkunde; Fermi en Segrè zouden later elk de Nobelprijs voor natuurkunde krijgen. Majorana was een wonderkind, in de woorden van Fermi een genie zoals dat maar eens in een eeuw voorkomt. De nationale politie zette een grootscheeps onderzoek op dat echter geen resultaat opleverde. Zelfmoord, was de meest gehoorde verklaring. Voordat hij op de boot van Napels naar Palermo stapte, op de heenweg dus, schreef hij een kort briefje aan het hoofd van de faculteit waar hij werkte, een briefje dat leest als een afscheidsbrief.

De verdwijning van Majorana liet Siciliaanse schrijver en journalist Leonardo Sciascia (1921—1989) niet los. Hij dook in de kwestie en publiceerde er uiteindelijk een boek over, La scomparsa di Majorana (1975), de Nederlandse vertaling De verdwijning van Majorana is nog antiquarisch te krijgen. Voordat hij ingaat op de verdwijning schetst Sciascia het leven van Ettore Majorana. Geboren in 1906 was hij het op een na jongste van vijf kinderen in een vooraanstaande Siciliaanse familie. Al op jonge leeftijd bleek Ettore een rekenwonder. Ook was hij ziekelijk verlegen: als hem iets gevraagd werd kroop hij onder de tafel voordat hij het antwoord zei. Hij rondde de middelbare school en een universitaire studie natuurkunde met gemak af en voegde zich rond 1928 bij de groep talentvolle natuurkundigen rond Enrico Fermi in Rome. Zijn relatie met Fermi was competitief, wat ongewoon brutaal was. Majorana kwam net kijken en Fermi was de succesvolle leider van het meest vooraanstaande natuurkundig instituut van Italië. Fermi accepteerde de brutaliteit omdat hij doorhad dat Majorana een genie van de buitencategorie was.

Tegelijkertijd was Majorana uiterst moeizaam in de omgang. Soms had hij, op weg naar het instituut, een ingeving die hij deelde met zijn collega’s, maar na hun enthousiaste reactie zei Majorana dan: ach, het stelt niets voor, en hij gooide zijn berekeningen in de prullenbak. Zo liep hij minstens één Nobelprijs mis: hij had als eerste een correcte beschrijving gegeven van de samenstelling van de atoomkern, maar ook deze ontdekking eindigde in de prullenbak van het instituut. Chadwick publiceerde de ontdekking wel en werd beloond met de Nobelprijs voor natuurkunde. In 1933 bracht Majorana een aantal maanden door in Leipzig bij de natuurkundige Werner Heisenberg. Die maanden waren de gelukkigste uit zijn leven. Hij adoreerde Heisenberg in wie hij een verwante ziel vond. Maar het Nazi-regime was net aan de macht gekomen en dat boezemde Majorana grote angst in. Na Leipzig ging hij nog naar Kopenhagen, naar het instituut van de beroemde Niels Bohr, en keerde tenslotte terug naar Rome. Daar verzonk hij in een diepe depressie. Hij ontweek mensen en als hij al wat schreef, gooide hij het weg. Op aandringen van Fermi accepteerde hij in 1937 een post als hoogleraar natuurkunde aan de universiteit van Napels. Zijn colleges waren van een zo hoog theoretisch niveau dat de studenten wegbleven. Deze episode van het leven van Majorana eindigt met zijn verdwijning.

De verdwijning heeft Italië decennia lang beziggehouden. Nog in 2015 deed het Openbaar Ministerie in Rome een persbericht uitgaan, waarin met enige stelligheid wordt gemeld dat Majorana uit eigen vrije wil naar Venezuela was getrokken, alwaar hij nog in 1955 gezien zou zijn. Het Openbaar Ministerie vond de informatie zo geloofwaardig dat het de zaak gesloten verklaarde, 87 jaar na de verdwijning. Er zijn zeker nog vijf andere hypothesen, waarvan zelfmoord er één is. Sciascia gelooft noch in de verhuizing naar Venezuela, noch in de zelfmoordhypothese. Hij onderzoekt nauwgezet de bewegingen van Majorana, neemt mee in ogenschouw dat Majorana een Siciliaan was, en komt dan met de hypothese dat Majorana zich heeft teruggetrokken in een Kartuizer klooster. Het zou gaan om het beroemde klooster Certosa di San Stefano di Serra San Bruno, in de regio Calabrië. Sciascia citeert uitvoerig de roman Fu Mattia Pascal van mede-Siciliaan Pirandello en vindt overeenkomsten in de karakters van Majorana en Pascal. In Fu Mattia Pascal ontdekt de hoofdpersoon op zeker moment in de krant zijn eigen overlijdensbericht. Hij realiseert zich dat hij vrij is, dus opnieuw kan beginnen, en corrigeert het bericht niet. Acda & de Munnik hebben hetzelfde thema uitgewerkt in misschien wel hun bekendste lied Het regent zonnestralen.

In de ogen van Sciascia heeft Majorana opzettelijk een brief geschreven die als een afscheidsbrief leest: het was zijn bedoeling dat men zou denken dat hij een einde aan zijn leven had gemaakt. In plaats daarvan ging hij het klooster in om een anoniem bestaan te leiden. De reden, denkt Sciascia, is het besef welk kwaad de moderne natuurkunde de mensheid kan berokkenen. De fundamenten van wat later tot de atoombom zou leiden werden juist in de jaren 1937—38 gelegd en Majorana moet ervan op de hoogte zijn geweest, als hij de mogelijkheid van een atoombom niet ook al zelf had bedacht.

Deze hoogst romantische opvatting, een natuurkundige die zich onttrekt aan het maatschappelijk verkeer om te voorkomen dat zijn kennis ten kwade gebruikt zal worden, kwam me bekend voor. Toen ik nog op de middelbare school zat zag ik op de televisie een uitvoering van de Nederlandse vertaling van het toneelstuk Die Physiker van Friedrich Dürrenmatt. In dit toneelstuk laat een natuurkundige zich opnemen als psychiatrisch patiënt om te voorkomen dat hij zijn kennis moet delen met mensen die er kwaad mee kunnen doen. Het toneelstuk is in vele talen vertaald en opgevoerd, en was in heel Europa een doorslaand succes. Ik vroeg me af: zou dit toneelstuk misschien Sciascia geïnspireerd hebben? Maar Sciascia noemt het niet. In een essay dat aan de tweede uitgave van La scomparsa di Majorana is toegevoegd, noemt Lea Ritter Santini het toneelstuk van Dürrenmatt wel, maar vreemd genoeg gaat ze niet in op de mogelijkheid dat Sciascia het toneelstuk zelf heeft gezien. En juist dat is erg waarschijnlijk want de Italiaanse première vond in 1963 plaats in Palermo, waar Sciascia toen werkte, en in 1968 werd een uitvoering uitgezonden door de nationale Italiaanse televisie. Sciascia’s boek verscheen pas in 1975.

Als ik gelijk heb, is het een beetje flauw van Sciascia dat hij Dürrenmatt niet noemt. Maar afgezien daarvan is La scomparsa di Majorana een prachtig boek. Het beschrijft niet alleen het leven van Majorana maar gaat ook in op vragen rond vrijwillig verdwijnen en rond de verantwoordelijkheid van wetenschappers voor wat er met hun vindingen gebeurt. Het essay van Lea Ritter Santini voegt daar nog interessante biografische informatie aan toe. De hypothese van Sciascia is door natuurkundigen zoals Segrè verworpen. Majorana had de atoombom niet kunnen voorzien, is de heersende opinie. De zaak rond de verdwijning is in 2015 gesloten met het eerder genoemde persbericht van het Openbaar Ministerie. Ik heb geen reden om aan deze conclusies te twijfelen. Dan blijft het beeld van een wonderkind dat opgroeide in grote eenzaamheid en uiteindelijk de druk van zijn genialiteit en de daarmee samenhangende beroemdheid niet aankon.